De Dimpnaverering

Bedevaarders

De geschiedenis van Geel is innig verbonden met de heilige Dimpna. Deze Ierse koningsdochter zou hier volgens haar legende ergens in de verre middeleeuwen door haar vader zijn vermoord omdat ze weigerde in te gaan op zijn incestueuze verzoeken. Haar marteldood veroorzaakte met verloop van tijd een toestroom van geesteszieken en hun begeleiders die van heinde en verre op bedevaart kwamen naar Geel.

De geestelijken van de Sint-Dimpnakerk verzorgden niet alleen de kerkelijke diensten ter ere van de heilige Dimpna maar organiseerden ook de materiële aspecten van de bedevaart. Zo regelden de priesters de opvang van de pelgrims bij de families in de omgeving van de Sint-Dimpnakerk. Veel geesteszieken vonden een logement bij de inwoners, onder meer omdat ze vaak hun beurt moesten afwachten om de speciale voor hen ingerichte goddelijke diensten bij te wonen of gewoon omdat ze langere tijd wilden verblijven in de nabije omgeving van de plaats waar zich de relieken van de heilige bevonden. Algemeen werd immers aangenomen dat wie lang en dicht bij de relieken vertoefde, er een geneeskrachtig effect van onderging. Het opvangen en verzorgen van die pelgrims werd een Geelse specialiteit.

Ziekenkamer

In 1562 nam het kapittel van kanunniken dat vanaf dan aan de Sint-Dimpnakerk werd verbonden, het logement van de bedevaarders in handen. In de vijftiende eeuw werd tegen de zuidelijke kant van de toren een afzonderlijk gebouw opgetrokken, de zogenaamde ziekenkamer. Enkele zieken verbleven er tegelijkertijd, en onder bewaking, voor een duur van negen dagen. Van daaruit ondergingen ze de voor hen voorziene rituele behandelingen, boetes genaamd. Volgens de registers passeerden er van 1687 tot 1797 zo’n 4000 geesteszieken in die ziekenkamer. Ook het bestuur van de Vrijheid nam zijn verantwoordelijkheid op en waakte, met onder meer het uitgeven van ordonnanties, over de openbare orde in de gemeente, want sommige zieken en razenden konden wel eens gevaarlijk uithalen. In een latere periode zou de lokale overheid zich nog meer inlaten met de aanwezigheid van de krankzinnigen in de gemeente.